Gericht op grote wintersnoek vissen.

http://123kunstaas.weebly.com/uploads/5/7/5/2/5752819/0gericht_op_grote_wintersnoek_5_3.pdf

 

Snoekvissen in de winter.

 

Gericht op grote wintersnoek…

Buitenlanders vallen soms bijna van hun stoel als ze foto’s zien van Nederlandse snoeken.  Heus! Foto’s van grote Nederlandse snoeken worden via de sociale media de hele wereld rondgestuurd en oogsten overal  veel lof. Met name Amerikanen zijn daar niet zuinig mee. ‘No wonder Europeans thought of them as man eaters at one time,’ schreef een inwoner van het land waar alles mogelijk is onder een snoekenfoto op Facebook: niet moeilijk dat Europeanen vroeger dachten dat snoeken mensen aten! We mogen ons in onze Lage Landen dan ook bijzonder gelukkig prijzen met wat we hebben: een van de beste bestanden aan kapitale snoeken ter wereld. In dit artikel laten we Sybe Mellema aan het woord, een Friese specialist die zowel in zijn hoedanigheid van visgids als in die van maker van jerkbaits al menige sportvisser blij heeft gemaakt door hem zo’n onvervalste Nederlandse krokodil te laten vangen…

 

 

 

Gericht vissen op grote snoek in de winter is een manier van vissen die veel van je vrije tijd en uithoudingsvermogen vraagt, maar wel erg leuk is. De grote oma’s kan je op twee heel verschillende manieren vangen: met dood aas en met kunstaas. En hoewel er over beide viswijzen al bibliotheken vol zijn geschreven, lijkt het me toch goed om ze nog eens onder de loep nemen. Sportvissers zijn namelijk vaak net als gewone mensen: zij hebben de neiging om in gewoonten vast te roesten en denken niet meer na bij wat ze doen. Kleine dingen kunnen nochtans vaak een reusachtig verschil maken…

Koud.

 Aan de parasieten op de snoekvinnen kun je aflezen dat de vis bij de bodem ligt.

 

Dood aas

Het lijdt geen twijfel: dood aas kan zeker ’s winters fantastisch goed werken en hele volkstammen zijn er dan ook aan verslaafd. Deze mensen vangen met regelmaat een leuke vis, maar toch begaan ze in mijn ogen één cruciale fout: ze zijn niet mobiel genoeg. Vaak blijven ze urenlang op dezelfde stek zitten in de hoop dat er een grote snoek naar de dode aasvis zwemt. En hoe kan het ook anders, want je hebt vaak heel wat spullen bij je om het je wat comfortabel te maken aan de koude waterkant , zodat je na de verhuizing van je rust wil genieten. Die statische aanpak werkt soms, maar lang niet altijd – en dan zit je er voor Jan met de korte achternaam. Ik ben dan ook van mening dat je die doodaasvisserij iets anders moet aanpakken. Een beetje zoals Mozes en de berg: als de snoek jou niet opzoekt, ga dan zelf op zoek naar de snoek. Je beste bondgenoot om dat te doen is een boot. Niet alleen ben je dan meteen van het gezeul met materiaal af als je besluit te verkassen, ook kan je interessante stekken veel eenvoudiger en sneller opsporen, doodeenvoudig omdat je aan boord over een dieptemeter beschikt. Dat laatste lijkt allicht op het intrappen van open deuren, maar toch ontmoet ik nog veel te vaak mensen die nauwelijks weten waar ze nu eigenlijk op moeten letten. Het is nochtans makkelijk, want je bent op zoek naar twee duidelijk herkenbare zaken.

Diepte verschil.

Ten eerste spoor je noemenswaardige diepteverschillen op. Zeker grote snoek is daar namelijk gek op en ligt graag helemaal onder aan een stuk dat van diep naar ondiep loopt. Met zijn kop naar het ondiepe gericht ligt hij te wachten tot er aasvis op de glooiing zwemt. Zijn hele lichaam is voor deze jachttechniek gebouwd: zijn ogen staan naar boven gericht, zodat hij goed omhoog kan kijken, maar minder goed naar beneden. Onderaan het talud is dan ook een prima startplaats voor een aanval, want hij kan de prooivis van onder af belagen. De prooivis ziet de snoek niet zo gemakkelijk aankomen uit de diepte, en dat geeft die laatste een fractie van een seconde meer tijd om dichter bij te komen. Razendsnel schiet de rover naar de onderkant van de vis en opent zijn bek; er ontstaat een vacuüm en daardoor schiet de aasvis naar binnen. Als de aanval geslaagd is en de vis in de bek zit, gaat de snoek de prooivis keren om hem binnen te slikken. Dan pas is het moment gekomen om aan te slaan: draai de bocht uit je vislijn en trek de hengel naar achteren. De getakelde vis zit nu mooi in de bek, het kan bijna niet fout gaan. Wees zeker niet te voorzichtig en sla stevig aan.

Het tweede wat je moet weten te vinden, is het voedsel van de snoek. Aasvis schoolt in de winter namelijk nog meer samen dan in de zomer. Snoek houdt wel van een gedekte tafel en volgt dan ook ijverig deze groepen aasvis, naar de overwinterplaatsen. In havens, bij bebouwing en onder bruggen liggen de prooivissen soms opgestapeld. Vooral als deze stekken grenzen aan groot water, zit je goed, want de vissen komen dan van heinde en ver aangezwommen om te overwinteren. Ook de groene rovers komen hier graag meefeesten en vreten zich vol met het oog op de komende paaitijd, en het zijn dan ook uitgelezen plaatsen om de dode aasvis zwemles te geven in de hoop een van die dikke dames te kunnen vangen. Houd je dieptemeter dus goed in het oog, want die laat de scholen prooivis prima zien. Heb je eenmaal een grote school vissen gevonden, vaar er dan tergend langzaam doorheen, terwijl je twee dobbers met daaronder een getakelde aasvis voort sleept. Probeer de dobbers zo ver mogelijk van elkaar vandaan te vissen, zodat je meer water bestrijkt. Bied de aasvissen op verschillende dieptes aan, zodat je er achter kan komen op welke diepte de snoek het meest aanvalt.

Scholen witvis.

Een derde factor waar je rekening mee moet houden bij de selectie van je stek, is de helderheid van het water, want zoals bekend jaagt snoek niet alleen met behulp van zijn zijlijnorgaan, maar zeker ook met zijn ogen. Helder water vind je meestal op stukken waar bemaling en stroming geen invloed hebben, en je komt dan snel op doodlopende stukken. Op dat type stekken kan het niet stromen, want ze leiden het water nergens heen. Helderheid test ik meestal met een handig hebbedingetje dat ik zelf heb gemaakt: een secchi schijf met daaraan een meetlint. Dat ding laat ik in het water zakken totdat ik het bijna niet meer kan zien en dan kan ik de helderheid aflezen in centimeters. Vanaf 40 centimeter ben ik tevreden.

Heb je een productieve stek ontdekt, en je weet hoe je er het best kan vissen, dan heb je waarschijnlijk een hotspot gevonden waar je de rest van de winter goed kunt vangen. Vanaf nu kan je deze stek ook vanaf de kant bestoken, want je kent de plek nu uit je hoofd zodat je de dieptemeter niet meer nodig hebt. Probeer op deze manier twee of drie stekken te vinden, en je winter kan niet meer stuk. Snoeken liggen in de winter – anders dan in de zomer, wanneer ze zich meer verspreiden over het grote water – namelijk graag bij elkaar: als je er eentje vangt, liggen er geheid nog op de loer vlak in de buurt. Een kleine snoek ligt daarbij het liefst naast een soortgenoot van ongeveer het zelfde formaat, want anders loopt hij te veel gevaar opgegeten te worden. Uit die wetenschap kan je meteen ook nog een laatste tip puren: haak je veel kleine snoek, dan is het tijd om te verkassen – net zo lang tot je een paar vissen vindt die het predicaat XL waard zijn.

Jerken

Ook kunstaasvissen doe je volgens mij het best vanuit een boot, en wel slepend met pluggen of werpend met hybride jerkbaits. De snoeken zijn in de winter op hun dikst, dus ik ga ook nu weer de winterse aanpak behandelen. Werpend vanaf de kant kan natuurlijk ook, maar als je op zoek bent naar de echt grote dames, dan is de bootvisser ook bij deze visserij  in het voordeel. De boot laat je namelijk toe om op plaatsen te komen waar kantvissers niet kunnen komen. Onderschat dat voordeel beslist niet, want op zo’n afgelegen of voor kantvissers ontoegankelijke stekken is de hengeldruk minder hoog, waardoor de snoeken er minder wantrouwig zijn.

De Sybride, diepduikende jerkbait.

 

Wij vissen meestal trollend en werpen de betere stekken uit met jerkbaits. Die betere stekken beschreef ik hierboven al (bebouwing, bruggen, havens, doodlopende stukken en zo meer) en ontdek je daarnaast ook door je dieptemeter tijdens het trollen goed in de gaten te houden. Houd meteen halt als je scholen prooi vis ziet, want daar zwemt naar alle waarschijnlijkheid snoek onder. Deze stekken ga je vervolgens zorgvuldig uitwerpen met grote hybride jerkbaits. Mijn ervaring is namelijk dat je met hybride jerkbaits grotere vis vangt dan met gliders. Wees daarbij niet te bescheiden en pak gerust jerkbaits van 80 gram of meer. Laat de boot op de wind driften en gebruik een elektromotor om koers te wijzigen, of juist aan te houden. Werp de hybride jerk zoveel mogelijk onder steigers, in hoekjes, onder boten, en in doorgangen – de typische standplekken, dus. Als je snoek vangt met kleine wormpje op het lichaam, wijst dat erop dat de vis weinig beweegt en stil op de bodem ligt. Vis in dit geval wat dieper dan normaal, want je moet de snoek nu bij de bodem weghalen.

De Flat Sybride.

 

Een prima diepduikende hybride jerkbait is de Sybride, die ik zelf maak. Dit ding haalt met gemak 2,5 meter diepte en blijft tot onder de boot op diepte. De meeste jerkbaits komen door de opwaartse druk van de hengel bij de boot weer snel omhoog, maar een Sybride doet dat niet. Als de snoek iets hoger zit, pak dan een Bòssel of een Flat Sybride: deze jerkbaits lopen ongeveer 1 tot 1,7 meter. Deze beide aasjes hebben ongeveer de zelfde actie en grote snoek is gek op deze onregelmatige, hybride bewegingen. Veel vissers zeggen dat kleur van het kunstaas niet uitmaakt, maar daar ben ik het niet mee eens. Blijf wisselen van kleur, net zo lang totdat je een goed vangende kleur hebt gevonden. Het beste is om niet met dezelfde kleur te vissen als je vismaat, want dan vinden jullie sneller uit wat ze willen. Zorg in elk geval dat je geconcentreerd bezig bent en blijft (warme kledij is een must!) en sla aan bij elk tikje dat je voelt. Je kunt beter tien keer aanslaan voor niets, dan dat je één vis mist, toch? Grote snoeken zijn immers schaars, en de aanbeten die je krijgt, moet je verzilveren.

Trollen

Als je aan het trollen bent, wees dan niet bang om sneller te varen. Vaak is snelheid de sleutel tot succes. Regelmatig word ik nageroepen, “je gaat veel te hard!”, maar ze moesten eens weten… Iedereen denkt dat een snoek traag beweegt als het water koud wordt. Ergens klopt dat wel: snoeken zijn koudbloedige beesten en door kou worden ze inderdaad minder actief. Dat betekent echter zeker niet dat een snoek niet meer beweegt: hij kan nog prima een snel schot naar een prooivis maken want hij heeft niets aan kracht ingeboet. Dat merk je ook aan de manier waarop hij vecht aan de hengel: mijn sterkste vissen ving ik in koud water. Experimenteer dus met je vaarsnelheid, want het vinden van de juiste trolsnelheid is mogelijk de belangrijkste sleutel tot succes.

Trol altijd met twee hengels. De wet staat dat toe, dus waarom zou je daar geen gebruik van maken? Je vangsten met twee hengels zullen ongeveer 30% hoger liggen dan met één hengel. Pak een en ander echter wel slim aan. Gebruik altijd één kortere hengel en één zo lang mogelijke maar wel stevige hengel. Persoonlijk gebruik ik een korte stok van twee meter en een lange stok van 3.5 meter. De korte stok vis ik in het verlengde van de boot. Het kunstaas zwemt dan naast het woelwater van de motor. Wees niet bevreesd dat de motor de snoek afschrikt, want dit is niet het geval – integendeel zelfs. De langere hengel vis ik haaks op de boot. Doordat deze stok zo lang is, zwemt het kunstaas ver van de boot weg. Ik bestrijk nu een groter stuk water, zonder dat ik een planerboard moet gebruiken. Als ook je vismaat zo vist, ben je heel efficiënt bezig. Een simpel rekensommetje leert je dat je nu een stuk van ongeveer 9 meter uitkamt: het eerste kunstaasje zwemt op ruim 3,5 meter van de boot, aan stuurboordkant. Het tweede aasje doet zijn werk aan diezelfde kant achter de boot. Het derde aasje vertoont zijn kunsten aan bakboordzijde achter de boot, en het vierde aasje weer ruim 3,5 meter naast de boot, eveneens bakboord. 2 x 3.5 meter = 7 meter, + de breedte  van de boot = ongeveer 9 meter. Alle snoek binnen een straal van 9 meter krijgt een kunstaas bijna pal boven zijn kop te zien. Op deze manier bestrijk je een groot deel van het water, en dat noem ik productief vissen. Boten die met korte hengels vissen, of met slechts één hengel per persoon, moeten twee keer over hetzelfde gedeelte varen, om net zoveel water te pakken.

Over het kunstaas voor het trollen kan ik kort zijn: iedereen heeft zo zijn favoriet, en de meeste pluggen van de grote merken zijn goede vangers. Zelf vis ik graag met De Spok en met de pikefighter. Deze aasjes lopen 3 meter, maar zijn ook zeer goed ondieper te vissen. Geef ze minder lijn, en ze kunnen niet dieper duiken dan dat jij wilt. Ze trekken nu wel hard aan de lijn, maar dat geeft extra trilling en lawaai. Trilling en lawaai lokt snoek, dus diepduikende aasjes ondiep vissen kan super zijn

De Spok.

Vissen op grote snoek is in feite niet meer dan goed nadenken over waar je mee bezig bent. Probeer zo productief mogelijk bezig te zijn, zowel in je techniek als in je stekkeuze. Tijd verspelen op wateren waar nauwelijks of geen monsters rondzwemmen is tijdverspilling – en toch zijn er zo veel mensen die die fout maken. Als je nadenkt waar je mee bezig bent, dan zal je zien dat het een stuk makkelijker is dan je denkt.

 

Sybe Mellema.

 

Er zijn geen producten gevonden